Lang geleden in een land hier niet ver vandaan lag een lange oude weg.
Deze oude weg werd door Romeinen geregeld, door Kelten gekoesterd en door Germanen gebruikt. Vele mensen, jong & oud, gebruikten de weg dagelijks als doorgang tussen de vele wouden en weiden.
Één van de vele mensen die de weg gebruikte was de Oude Grimwald. Een man die vele winters heeft meegemaakt. Dat kon je goed zien aan zijn gelaat. Gerimpeld was hij, grijs was hij, moeilijk ter been was hij. Hoeveel winters hij nog zou doormaken, zou niemand weten.
Wel dat hij hield van wandelen!
En dus mocht het zo zijn dat hij op een fraaie zomerse dag wandelde op die oude weg terug naar huis. Terwijl hij dat deed, kwam hij een reiziger tegen. Ook deze reiziger leek een oude man te zijn wat kon worden gezien aan zijn lange grijze baard.
Hij verhulde zijn gezicht met een kap.
Oude Grimwald bedacht zich dat zijn medereiziger zich tegen de zon beschermde.
Terwijl de twee elkaar tegemoet kwamen begroette onze Grimwald deze reiziger. Als vriendelijke begroeting poogde hij een praatje te maken over de warme dag die de twee reizigers tot zweten dwong.
Maar terwijl Oude Grimwald met zijn medereiziger poogde te verbinden sprak deze tegenhanger geen woord terug en een ongemakkelijke stilte vulde de tijd. Vermoedend dat hij veel aan zijn hoofd had sprak Oude Grimwald een gelukwens aan hem uit en vervolgde toen zijn reis naar huis.
Maar toen hij nog maar een paar stappen verder was gelopen, hoorde hij een machtige stem ineens zijn naam roepen. Opgeschrokken keek hij om en zag dat zijn medereiziger zijn kap had afgedaan.
Nu zag hij met wie hij te maken had, want het eenogige gezicht was nu duidelijk zichtbaar.
Wodan was gekomen!
Met een snavel-scherpe blik keek hij onze Oude Grimwald recht in zijn ogen aan. Oude Grimwald voelde alsof er diep in zijn geest gekeken werd. Alsof elke daad gedaan en elk woord gesproken door Alvader werd bekeken en beoordeeld.
De Grote God vertelde Oude Grimwald dat hij hem thuis zou willen bezoeken over exact één week en geen seconde later. Heervader sprak dat hij zich op zijn gastvrijheid verheugde en adviseerde hem om zich voor te bereiden.
Met elk gesproken woord waaiden woeste winden waar wouden en wilde weiden woekerden. De dennen knisperden en eiken kraakten. Het gras vloog in de wind.
De Woedende was waar hij wou en sprak wat hij spreken zou.
Onze Grimwald wist niet wat hem overkwam.
Verward en geschrokken wreef onze Grimwald in zijn ogen. Even dacht hij het allemaal ingebeeld te hebben. Toen hij weer opkeek, was zijn medereiziger weg. Hij zag enkel nog een hele grote zwarte kraai met een rotvaart wegvliegen richting de hemel.
Maar hij wist wat hem te doen stond! Vol verheuging vervolgde hij zijn reis terug naar zijn eenvoudig huis. Hij liep met een pas dat hij al tientallen winters niet van zichzelf had gezien. Het huisje moest op orde, en vlug een beetje!
Vol verwachting klopte zijn hart, hij kon dus maar beter van start!

Toen hij even later terug bij zijn hutje kwam, liet hij geen moment vallen. Onmiddelijk ging hij aan de slag om zijn voorraad te controleren, boodschappen te doen en zijn stekje op orde te maken.
Hij repareerde zijn hekje, maakte zijn tuintje op orde, verfde zijn deur, poetste al zijn meubilair, repareerde zijn dak, veegde al het stof het huis uit, herstelde zijn eettafel en maakte zijn gastenbed klaar.
Hij vulde het kussen met de zachtse ganzenveren die hij maar kon krijgen. Het matras klopte hij hartstochtig uit met alle kracht wat nog in zijn oude lijf te vinden viel. Ook sprokkelde hij het beste hout voor in de haard.
Niets zou zijn waardige gast ontbreken!
Voor drank kocht hij het lekkerste smaakvolste bier wat je maar kon krijgen! Donker was het, met een nasmaak van overheerlijke karamel. Als eten kocht hij op de markt een overheerlijke zalm die hij zelf zou klaarmaken alsmede de duurste meel waarvan hij een warm en krokant brood zou bakken. Al zijn geld spendeerde hij aan dit feest voor de Hoge der Goden!
Onze Oude Grimwald liet niets aan het lot over!
Zijn Goddelijke Gast zou hartelijk verwelkomd worden!
Met zijn voorbereidingen in volle gang was hij echter bijna de tijd vergeten. Hij had maar nauwelijks door welke weekdag het was. Totdat hij op zijn kalender keek en hij zag dat het de dag na dinsdag en de dag voor donderdag was.
Toen wist hij dat de dag was aangekomen.
Het was Woen’s dag.

Terwijl onze Oude Grimwald zijn brood net in de oven had gedaan, hoorde hij drie harde bonken op zijn geverfde deur.
Vol verwachting klopte zijn hart, want hij verwachtte zijn geëerde gast met smart!
Hij greep de deurklink vast, en daarmee opende de deur, maar toen stelde het lot hem toch wel enigszins teleur…
Geen Grote God was gekomen, geen wijze Waaier.
Maar een gewonde soldaat stond aan zijn deur, een of andere armoedzaaier.
Dit had onze Oude Grimwald natuurlijk niet verwacht!
De soldaat stond met bebloede arm in zijn deurpost en hij zag er niet al te best uit. Vragend om hulp spiedde hij wat rond, op zoek naar vijanden. Maar bij Oude Grimwald zag hij louter veiligheid en vroeg om zijn hulp.
Oude Grimwald aarzelde eventjes maar liet hem toch binnen. Er was immers meer dan voldoende proviand ingeslagen. De soldaat helpen kon natuurlijk geen kwaad.
Vreemd vond hij het wel… hij kon zich niet herinneren dat er oorlog was gekomen in het land.
Hij behandelde de gewonde soldaat zoals een gastheer beaamd en genas zijn verwondingen. Daarna gaf hij hem eten en drinken, hij had immers genoeg ingeslagen.
Zodoende deelden ze verhalen over hun leven. Over liefde, over leed, ambitie en teleurstelling. Met elk verhaal ging er weer een slok bier naar binnen. Het werd al snel erg heuglijk en gezellig!
Mede hierdoor vergat onze vriendelijke Grimwald de tijd weer. Het was inmiddels al donker geworden. De soldaat de nacht insturen vond hij niet zo deugdzaam en zodoende bood hij hem maar het prachtig opgemaakte gastenbed aan.
Met smart nam de soldaat het aanbod aan en hij vertelde dat hij nog nooit in al zijn oorlogen en reizen zo gastvrij behandeld was en beloofde hem dat zijn gastvrijheid wederkerig wordt beantwoord wanneer Oude Grimwald hem zou bezoeken.
Tevreden gingen beide heren richting bed, het was een lange dag geweest.

De volgende ochtend kwam en onze Oude Grimwald werd wakker met een milde kater. De soldaat was inmiddels weer vertrokken. Het was weer stil en rustig in het huisje.
Onze Grimwald ging maar weer uit bed en trok zijn kloffie aan. Ergens knaagde het wel aan hem dat de Alvader hem niet had bezocht gisteren. In de veronderstelling dat Grote God natuurlijk erg druk was, bereidde hij zich toch maar weer voor op zijn komst.
Hij poetste zijn tanden en kamde zijn haar. Hij maakte het bed op en waste het servies af, hopende dat zijn hooggeëerde gast spoedig zou arriveren.
En toen hij net zijn laatste kopje in zijn kast terug zette hoorde hij drie harde bonken op zijn geverfde deur.
Vol verwachting klopte zijn hart, want hij verwachtte zijn geëerde gast met smart!
Hij greep de deurklink vast, en daarmee opende de deur, maar toen stelde het lot hem toch weer teleur…
Geen Grote God was gekomen, geen wijze met inzicht.
Maar een uiterst mager maagd was gekomen, een of ander schrompel wicht.
Uitgehongerd en verbleekt, nat geregend en hulpeloos stond ze voor de deur. Vragend om hulp is zij door heel het dorp gegaan en door heel het dorp weggestuurd. Hopende dat dit laatste huisje haar onderdak kon bieden, vroeg zij om eten en om warmte.
Oude Grimwald snapte niet waar zij vandaan kwam, doch kon hij zijn mededogen niet naast zich neerleggen.
Gelukkig was bij Oude Grimwald voldoende ruimte onder zijn gerepareerde dak! Hij stak het vuur aan met het fijne brandhout en bracht het meisje een handdoek om zich te bedekken en af te drogen.
Terwijl onze goede gastheer zich in zijn kleine keuken bekommerde om het eten, kon de jonge dame zichzelf verwarmen en haar doorweekte kleren te drogen hangen. Toen ze zich eenmaal had bedekt en comfortabel had gemaakt kwam onze vriendelijke gastheer met de overheerlijke zalm, het uiterst krokante brood en twee bekers met het dure bier bij haar zitten.
Samen aten ze en dronken ze. Oude Grimwald vroeg zorgvuldig naar haar verhaal maar zij wenste geen woord er over kwijt te raken. Dit accepteerde hij, ze was vast door heel veel narigheid geweest zo dacht hij en hij zweeg erover.
Inmiddels was het alweer laat geworden en begonnen de eerste sterren zich toonbaar te maken. Terwijl het vuur langzaam uit smeulde, maakte Oude Grimwald het gastenbed op voor zijn jonge gast en nodigde haar uit om erin te komen overnachten.
De jonge meid was overladen met emotie. Met tranen in haar ogen accepteerde zij zijn vrijgevige aanbod en beloofde zij aan hem dat zijn gastvrijheid nooit vergeten zal worden en dat hij altijd welkom bij haar zal zijn, waar zij dan ooit zal komen wonen.
En met dit tevreden gevoel gingen beiden naar bed.
Het was weer een lange dag geweest.

De volgende ochtend was Oude Grimwald weer alleen. Het meisje was vertrokken, enkel haar herinnering bleef achter. Het huis was weer rustig, stil en ook een beetje koud.
Oude Grimwald ging maar weer eens uit bed en trok zijn kloffie aan. Hij keek om zich heen en merkte dat van zijn proviand niet veel meer over was. Ook had hij geen geld meer om eventueel wat bij te halen.
Ongemoeid ging hij maar weer aan de slag want vandaag zou het zomaar kunnen gebeuren! Een belofte zoals hij kreeg kon toch niet zomaar ongeëerd worden?
Wellicht was Zegevader druk, waren er geschillen te beëindigen of gevaarlijke reuzen om te slim af te wezen? Wie zou het nou daadwerklijk kunnen weten?
Vertrouwende in de komst van zijn Goddelijke Gast ging hij maar weer aan de slag. Hij poetste zijn tanden, kamde zijn haar en waste zijn servies af. Ook maakte bij het bed nogmaals op.
En toen hij net het kussen had opgeklopt hoorde hij drie harde bonken op zijn geverfde deur.
Vol verwachting klopte zijn hart, want hij verwachtte zijn geëerde gast met smart!
Hij greep de deurklink vast, en daarmee opende de deur, maar toen stelde het lot hem toch weer teleur…
Geen Grote God was gekomen, geen machtige aan één oog verblind.
Maar een jong kind met een vieze hond, dat stonk een uur in de wind!
Oude Grimwald begreep er maar niets van. Waarom kwam iedereen nou bij hem langs? Naar zijn naam vroeg hij de kleine jongen en hij vertelde dat hij Diederik heette.
Verdwaald was hij, zo stelde het jong. Onbekend in deze contreien. Zonder de bescherming van zijn hond was hij vast en zeker door trollen gegrepen.
Onze Oude Grimwald, die zo vrijgevig was, nodigde hen uit in zijn huis. Hij pakte zijn laatste dure brandhout en ontstak de haard opnieuw. Met een warm vuur in zijn huis waste hij samen met de jonge Diederik zijn hond. Zodoende begon hij beter te ruiken!
Tegen de avond hadden ze honger. Maar de voorraadkast was leeg. Behalve datgene wat voor de verwachte gast was bewaard.
Maar omdat deze niet gekomen was, maakte Oude Grimwald er maar wat lekkers van.
Het laatste brood en de laatste stukjes zalm liet hij verpappen in een pot. Samen met wat tuinkruiden maakte hij er best iets smakelijks van. En zodoende zaten de drie rustig te eten, knus bij het haardvuur terwijl het buiten begon te regenen.
Oude Grimwald vertelde Diederik dat hij in zijn gasten bed mocht slapen, met zijn hond aan zijn zij. Hij zei tegen de jongen dat het inmiddels zeer goed beproefd was.
Zodoende hoefde ze niet in de regen te gaan slapen.
Overladen met blijdschap en dankbaarheid beloofde jonge Diederik dat als hij later groot wordt hij een hele grote hal laat bouwen. Zodat hij al zijn vriendjes en vriendinnetjes kan uitnodigen om gezellig te komen eten en veilig te komen slapen. En, zo beloofde hij, zal er altijd een plaats zijn voor Oude Grimwald!
Genietend van de fantasie van de kleine jongen stopte Oude Grimwald hem in bed. Zijn gewassen hond nam naast hem plaats en onze goede gastheer ging naar zijn eigen bed. Hij was erg vermoeid, zo merkte hij, de dagen tilde zwaar aan hem en aan zijn oude lijf.
Terwijl het laatste brandhout uit smeulde, sloot Oude Grimwald echter vredig zijn ogen. In tevredenheid blies hij zijn laatste adem uit en hij stierf in zijn slaap.

Zijn geest ontwaakte ergens anders.
Ergens waar tijd geen betekenis meer had en waar vele liederen over geschreven zijn. Ergens voelde het alsof hij het begon te herkennen, daar waar hij zich nu begaf.
Hij ontwaakte tot de geur van gepeperd varkensvlees. Hij hoorde een feestelijk drinkgelag echoën alsof hij zich in een hele grote ruimte bevond. Hij voelde een gezellige en heuglijke warmte die zijn hele geest ontsloot.
Het voelde alsof hij thuis was, ookal was hij niet langer in zijn eigen huis.
Hij opende zijn ogen en zag dat hij niet langer op aarde was. Om hem heen zag hij een eindeloze ruimte gevuld met haardvuren, tafels en grote vaten bier. Zijn voorouders hadden zich eromheen verzameld en genoten met volle teugen en grote happen van het eindeloze feestgenot. Er werden liederen gezongen, liederen uit vervlogen tijden.
Onze Grimwald wist precies waar hij zich bevond en keek spiedend om zich heen. In het midden van deze hoge hal zag hij een hele hoge zetel staan omringd met een hemels licht. Daar moest hij naar toe, want hij wilde antwoorden.
Hij begaf zich tussen zijn voorouders richting de hoge troon.
Daar waar hij naartoe wilde gaan, zou hij gaan. Dat wat hij wilde zeggen zou hij zeggen.
En toen hij zich bij de hoge troon had begeven zag hij diezelfde medereiziger die hij bij de weg had gesproken. Niet langer in zwerversgoed gewaad maar gehuld in het stevigste vergulde pantser wat er maar kon zijn, met zijn magische speer in de ene hand en een machtige hoorn vol mede van poezie in de ander begroette de Hoge onze Grimwald in zijn Hal der Gevallenen.
Grimwald boog diep voor zijn geliefde heer.
Wodan had hem naar zijn Hal gebracht!
Maar, zo vroeg hij, hoe is het afgelopen met de jonge Diederik en zijn hondje, hoe komt het dat hijzelf niet langs is gekomen zoals hij had beloofd?
En wat doet een eenvoudig man zoals Grimwald nou weer in dit krijgers hiernamaals bij de Grote God? De Schepper der Mensen begon daarover kostelijk te lachen.
De Hoge lachte zo bulderend dat de hele hal zich op zijn grondvesten schudde. Hij nam een grote slok van zijn hoorn en boog zichzelf voorover. Vriendelijk keek hij onze Grimwald aan in zijn geest en sprak tot hem:
Omdat u mij tot driemaal toe grootmoedig, vrijgevig en gastvrij in uw huis hebt gelaten bent u, zoals ik heb beloofd, ook welkom in mijn huis.
Weest u heel en weest u welkom.
Welkom in mijn Walhalla!
En zo nam onze Grimwald zijn rechtvaardige plaats in bij onze voorouders. Daar waar hij als gastheer voor de nieuwkomelingen wilde zorgen. Daar waar hij zelf werd geëerd als meest gastvrij van alle stervelingen.
Daar eet, drinkt en feest hij met de Vader der Wereld en met onze voorouders.
Tot het einde der tijden zal aanbreken.
Deze Legende is een verhaal dat ik oppikte terwijl ik luisterde naar een podcast over gastvrijheid binnen in, onder andere, Germaanse culturen. De podcast zelf gaat er in minder detail overheen, maar ik vond het zo’n mooi verhaal dat ik er mijn eigen draai aan heb gegeven.
Hier kan de podcast in kwestie worden beluisterd, indien je er naar nieuwsgierig bent:
Over gastvrijheid bij onze Germaanse voorouder valt nog meer te schrijven.
In een toekomstige blogpost kom ik daar op een andere wijze op terug!
Blijf dus vooral lezen!
